Anatomie van het oog
- Harde oogrok (sclera) : stevig omhulsel, bedekt met bindvlies (conjunctiva), het zogenaamde oogwit.
- Hoornvlies (cornea) : doorschijnend vlies waarlangs de lichtstralen het oog binnenkomen, het heeft een regelmatige kromming met sterke brekingskracht tegenover de binnenkomende lichtstralen.
- Regenboogvlies (iris) : diafragma van het oog, bepaalt de oogkleur.
- Pupil : centrale opening in de iris; de pupildiameter wordt bepaald door het samentrekken van de regenboogvliesspiertjes. Bij veel licht vernauwt de zwarte ronde pupil, terwijl ze in het donker verwijdt.
- Voorste oogkamer : bevindt zich tussen het hoornvlies en de voorzijde van het regenboogvlies en is gevuld met kamervocht. De hoeveelheid vocht hier bepaalt ondermeer de oogdruk. Bij een moeilijke afvloei van het vocht wordt de oogdruk te hoog.
- Ooglens : een doorschijnend lichaampje dat met vezels is opgehangen aan het straalvormig lichaam achter het regenboogvlies. De spanning op deze vezels wordt geregeld door de kringspiertjes van het straalvormig lichaam. De ooglens heeft een biconvexe vorm waardoor ze een grote brekingskracht bezit tegenover invallende lichtstralen.
- Glasachtig lichaam (corpus vitreum), een doorschijnende geleiachtige stof tussen lens en netvlies.
- Vaatvlies (choroidea) : bevindt zich aan de binnenkant van de harde oogrok en is rijk aan bloedvaten, dus belangrijk bij de voeding van het netvlies. Het vaatvlies bevat ook pigmentkorrels die het teveel aan licht absorberen.
- Netvlies (retina) : bestaat uit twee lagen waarvan de buitenste laag het pigmentepitheel is. Tegen het pigmentepitheel ligt de gevoelige film. Deze film bevat een totaal van 126 miljoen kegeltjes en staafjes, lichtgevoelige elementen die het licht omzetten in signalen.
Kegeltjes : onderscheiden van details en kleuren. Kegeltjes hebben veel licht nodig en spelen dus geen rol bij het zien ‘s nachts.
Staafjes : minder gedetailleerde waarneming, geen kleurwaarneming. Staafjes verlangen minder licht en zorgen voor een grove waarneming in het donker. - Gele vlek (macula) : in het centrum van het netvlies bevinden zich 7 tot 8 miljoen kegeltjes en helemaal geen staafjes. Binnen de gele vlek is er een bijzondere verdeling van de kegeltjes. In de fovea, het centrum van de gele vlek, bevindt zich de grootste dichtheid kegeltjes, namelijk 147.000 kegeltjes per mm2. Is deze fovea gaaf dan ziet men 10/10.
- Oogzenuw (Nervus Opticus) : zenuwvezels die vertrekken van het netvlies bundelen zich tot één grote oogzenuw.
- Blinde vlek (papil) : de plaats waar de oogzenuwvezels het oog verlaten. Ter hoogte van de blinde vlek zijn er geen lichtgevoelige elementen (staafjes of kegeltjes), men kan men er geen licht waarnemen.
- Chiasma opticum : de oogzenuwen lopen vanuit het oog naar het chiasma opticum, waar de helft van elke oogzenuw de middellijn kruist. Hierdoor worden prikkels in de linkergezichtshelft verwerkt in de rechter hersenhelft en omgekeerd.
- Corpus geniculatum laterale : schakelcentrum waar de helft van de zenuwvezels van één oog de helft van de zenuwvezels van het andere oog ontmoeten.
- Radiatio optica : zorgt voor het doorsturen van de informatie naar de visuele centra in de hersenschors
- Visuele hersenschors : signalen worden er omgezet in visuele waarneming. De visuele hersenschors staat in verbinding met vele andere hersencentra waardoor we bewust gaan zien, visuele indrukken gaan vergelijken, een beroep doen op ons geheugen enz.
Naar Meire, Delleman en La Grange, 1995